Op 1 juni 2023, op de Dag van de Constructeur, werd Hans de Wit van TEC uitgeroepen tot Constructeur van het Jaar. Een prestigieuze onderscheiding, waarmee hij een jaar lang optreedt als ambassadeur van het constructeursvak. Bij diezelfde gelegenheid kreeg Niki Loonen van ABT een eervolle vermelding als ‘koploper duurzaamheid’. De redactie van het vakblad Cement vroeg hen beiden wat in hun ogen de belangrijkste uitdagingen zijn in de bouw, voor constructeurs in het bijzonder.
Beide heren noemden het thema innovaties in de bouw als belangrijk aandachtspunt voor constructeurs. Niet vreemd als je hun staat van dienst bekijkt. De rol van de constructeur op dit gebied wordt volgens hen nog wel eens onderschat, ook door de beroepsgroep zelf. Maar constructieve kennis is essentieel om in te schatten wat wel en niet verantwoord is. Loonen: “Je moet met een brede blik kijken naar een innovatief product of nieuwe toeppassing. Daarbij moet je je altijd realiseren dat je niet weet wat je niet weet.” Vrij snel komt de breedplaatproblematiek ter sprake, in Loonens ogen een treffend voorbeeld. Jarenlang werden breedplaatvloeren toegepast in vloeren die in twee richtingen dragen, op een manier waarvoor de vloeren eigenlijk niet waren bedoeld. In de detaillering is al die tijd onvoldoende rekening gehouden met de afwijkende krachtswerking, waardoor de detaillering vaak niet voldeed. “Wij hebben daarbij met zijn allen onvoldoende opgelet, er was sprake van een tunnelvisie. Daarvan moeten we leren. Dat we aandacht moeten besteden aan verificatie en validatie bij nieuwe toepassingen. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij recentere innovaties als basaltwapening of geopolymeerbeton.”
Regelgeving: kans of belemmering
Constructeurs moeten niet alleen kritisch zijn, er zou juist ook een stimulerende kracht van hun uit moeten gaan. Ze hebben immers een goed overzicht en denken in oplossingen. Wel kan regelgeving nog wel eens belemmerend werken. De Wit: “De focus vanuit regelgeving ligt heel erg op constructieve veiligheid, zeker in de woning- en utiliteitsbouw. Terecht natuurlijk, veiligheid is essentieel. Maar er zijn manieren om die veiligheid te waarborgen, zonder te zeer vast te houden aan de norm”. Loonen aanvullend: “We richten ons vaak te veel op het zetten van vinkjes zonder het einddoel voor ogen te hebben. Die cultuur is funest voor innovaties.”
Als voorbeeld wijst Loonen op de ROK, de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken van Rijkswaterstaat: “Rijkswaterstaat sluit het gebruik van het rekenen met 3D-eindige-elementenmodellen uit. Zo wordt bijvoorbeeld boogwerking in een constructie genegeerd. Dat leidt vaak tot onnodig zwaar gedimensioneerde constructies.” Iets vergelijkbaars lijkt het geval bij de ontwikkeling van Europese normen. De Wit: “Je ziet het bij de ontwikkeling van de nieuwe Eurocodes. Om één norm te krijgen, is consensus nodig. Dat resulteert geregeld in een bovengrens, zodat niemand van de lidstaten bezwaar maakt. Daarbij speelt ook dat conservatieve landen vaak het meeste te zeggen hebben.”
Maatschappelijk verantwoordelijk
Van het onderwerp van innovaties is het een kleine stap naar CO₂, een andere groteuitdaging waar constructeurs zich meer mee zouden mogen bemoeien. In 2030 moet de uitstoot met 55% zijn teruggedrongen ten opzichte van 1990. Om dat waar te maken zijn innovaties keihard nodig. Loonen: “Dit probleem wordt nog steeds onderschat. Het probleem is echt enorm. Er sterven mensen door de CO₂-uitstoot, dat realiseert niet iedereen zich. Maatschappelijk gezien heeft de bouw een grote verantwoordelijkheid. Maar ook juridisch zou dit nog wel eens groot kunnen worden. Want wat als organisaties rechtszaken gaan aanspannen tegen bouwplannen. Je ziet wat procederen op het gebied van stikstof heeft gedaan.” Er moet volgens Loonen dan ook snel een eis komen ten aanzien van de materiaalgebonden CO₂-emissies. Die moet voor gebouwen worden beperkt tot bijvoorbeeld maximaal 250 kg CO₂-eq./m².
De constructeur heeft voldoende in zijn gereedschapskist om het verschil te kunnen maken. Loonen: “Probeer slimmer en zuiniger te ontwerpen. Als ik een gebouw zie met kolommen op de bovenste verdieping in dezelfde doorsnede als de onderste, vraag ik me af: waarom? Door aan dat soort dingen meer aandacht te besteden, kan op een vrij eenvoudige manier materiaal worden bespaard.”
Om zuiniger te bouwen moeten we ook meer kijken naar bestaande constructies. Daar kunnen we volgens De Wit meer van leren. “Neem de Limfjordstunnel. ondanks wat schades, presteert die na al die jaren nog steeds prima. We kunnen veel leren van hoe corrosie van wapening zich al dan niet ontwikkelt. Die informatie zou je kunnen gebruiken bij andere constructies, wat de CO₂-footprint zeker ten goede zou kunnen komen. Misschien moeten we wel wat coulanter zijn,
daar waar dat aantoonbaar kan.”
Ook ten aanzien van levensduur moeten we ons afvragen of we op de goede weg zijn. De Wit: “In sommige projecten wordt nu al een levensuur van 150 jaar geëist. Dat heeft zijn weerslag op het gebruik van materialen. Maar zo ver kunnen we helemaal niet in de toekomst kijken. Wie zegt mij dat constructies tegen die tijd om andere redenen niet meer voldoen aan het doel waarvoor ze zijn gerealiseerd, of simpelweg niet meer nodig zijn?” Het zijn ingewikkelde dilemma’s: nu bouwen met overcapaciteit zodat de toekomstwaarde wordt vergroot, of juist zuinig bouwen om op korte termijn de CO₂-uitstoot te reduceren. De Wit: “Dit soort vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden, maar we moeten ze wel bespreekbaar maken. En een goed advies van ons als ingenieurs is daarbij essentieel.
“Misschien moeten we wel wat coulanter zijn, daar waar dat aantoonbaar kan.”
De constructeur heeft voldoende in zijn gereedschapskist om het verschil te kunnen maken. Loonen: “Probeer slimmer en zuiniger te ontwerpen. Als ik een gebouw zie met kolommen op de bovenste verdieping in dezelfde doorsnede als de onderste, vraag ik me af: waarom? Door aan dat soort dingen meer aandacht te besteden, kan op een vrij eenvoudige manier materiaal worden bespaard.”
Om zuiniger te bouwen moeten we ook meer kijken naar bestaande constructies. Daar kunnen we volgens De Wit meer van leren. “Neem de Limfjordstunnel. ondanks wat schades, presteert die na al die jaren nog steeds prima. We kunnen veel leren van hoe corrosie van wapening zich al dan niet ontwikkelt. Die informatie zou je kunnen gebruiken bij andere constructies, wat de CO₂-footprint zeker ten goede zou kunnen komen. Misschien moeten we wel wat coulanter zijn,
daar waar dat aantoonbaar kan.”
Ook ten aanzien van levensduur moeten we ons afvragen of we op de goede weg zijn. De Wit: “In sommige projecten wordt nu al een levensuur van 150 jaar geëist. Dat heeft zijn weerslag op het gebruik van materialen. Maar zo ver kunnen we helemaal niet in de toekomst kijken. Wie zegt mij dat constructies tegen die tijd om andere redenen niet meer voldoen aan het doel waarvoor ze zijn gerealiseerd, of simpelweg niet meer nodig zijn?” Het zijn ingewikkelde dilemma’s: nu bouwen met overcapaciteit zodat de toekomstwaarde wordt vergroot, of juist zuinig bouwen om op korte termijn de CO₂-uitstoot te reduceren. De Wit: “Dit soort vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden, maar we moeten ze wel bespreekbaar maken. En een goed advies van ons als ingenieurs is daarbij essentieel.
Serie columns
Over de rol van de constructeur bij deze uitdagingen zijn De Wit en Loonen het wel eens. Die is groter dan vaak wordt aangenomen. De beroepsgroep zou die rol steviger moeten pakken. Om te beginnen dingen in twijfel durven trekken en de juiste vragen stellen. En als het nodig is ook op de rem trappen, een streep durven trekken. Uiteraard is de constructeur niet de enige die zich moet bekommeren om deze uitdaging. Het zijn stuk voor stuk ketenvraagstukken. Ook de opdrachtgever moet zich thema’s als innovatie en CO₂ aantrekken. Het begint immers al bij de juiste uitvraag.
Het zijn onderwerpen die De Wit en Loonen aan het hart gaan. Dat geldt voor meer thema’s. Denk aan samenwerking, kwaliteit, digitalisering, creativiteit en veiligheid. Beide heren zijn daar nog lang niet over uitgepraat. Graag doen ze daar het komende jaar hun zegje over, als ambassadeurs van het vak. Ook in Cement: vanaf komend nummer starten we met een serie columns onder de titel ‘Volgens de Constructeur van het Jaar’.
Wie zijn Hans de Wit en Niki Loonen?
Hans de Wit is managing director van Tunnel Engineering Consultants (TEC), een samenwerkingsverband tussen Royal HaskoningDHV en Witteveen+Bos. De Wit heeft meegewerkt aan een groot scala aan toonaangevende projecten, alle met grote maatschappelijke relevantie. Bekende voorbeelden zijn de Hongkong-Zhuhai-Macau-brug/tunnel, de langste zeebrug ter wereld, de Noord/Zuidlijn in Amsterdam en – momenteel in uitvoering – de Femernbelttunnel, tussen Denemarken en Duitsland. Deze laatste wordt de langste tunnel die is gebouwd met de zinktunneltechniek, bij uitstek het specialisme van De Wit. Namens TEC gaat De Wit zich de komende tijd inzetten voor een groot renovatieprogramma van zeven Zuid-Hollandse tunnels. De Wit is een graag geziene spreker op internationale congressen en doceert aan de TU Delft en internationaal.
Hoewel hij er wel voor is opgeleid, is Niki Loonen geen typische constructeur; hij is eigenlijk nooit als constructief ontwerper betrokken bij projecten. Wel houdt hij zich binnen ABT als senior adviseur veel bezig met het materiaal beton, specifiek met de fenomenen krimp en scheurvorming. Zowel om schades te voorkomen als om schades de beoordelen. Dit speelt onder meer bij bedrijfsvloeren. Ook heeft Loonen in de afgelopen jaren veel kennis opgebouwd over de interactie tussen de ondergrond en een gebouw. Op het gebied van duurzaamheid is Loonen zeer actief. Zo was hij nauw betrokken bij de ontwikkeling van een CO₂-vriendelijk hybride betonmengsel voor Voorbij Prefab. En als docent bij de Betonvereniging draagt hij zijn kennis over duurzaamheid over aan anderen.
Dit artikel is eerder verschenen in Cement 2023/7.
Deel deze pagina
Meer weten over dit onderwerp?
Bob Gieskens |