door Frank Meijer – Pieters Bouwtechniek & Stephanie Lamerichs – Witteveen + Bos
In het complete bouwproces is de constructeur een belangrijke schakel, maar hoe bezien de andere partijen in de bouw de constructeur? In het eerste interview uit deze nieuwe serie “Constructeur door de ogen van…” spraken we met Rudy Uytenhaak, architect. “De kracht van de constructeur zit in het logisch en nuchter denken vanuit een soort helikopterview.” Een kijkje op ons vak vanuit een andere invalshoek.
Rudy Uytenhaak is afgestudeerd aan de TU Eindhoven in 1973 en heeft sinds 1980 zijn eigen architectenbureau in Amsterdam. Uytenhaak was ‘Architect van het jaar 2008’ en is onder andere bekend van het stadskantoor aan de Lelyweg te Den Haag en het Linnaeusborg Centrum voor Levenswetenschappen in Groningen. Als architect adviseert hij opdrachtgevers zo nodig bij de selectie van de constructeur, maar hij selecteert er nooit zelf een.
De eerste verantwoordelijkheid van een constructeur is, volgens Rudy Uytenhaak, om zorg te dragen voor een solide, sterk, stevig en stabiel gebouw. Daarbij vormen logica qua krachtverloop, efficiënt materiaalgebruik en de uitvoerbaarheid de belangrijkste ingrediënten voor het constructief ontwerp. Dit zou je kunnen zien als basisrecept. Wanneer daar nog een ultieme samenhang tussen esthetische, installatietechnische, functionele en ruimtelijke wensen bijkomt, wordt het echt beter/lekkerder, ontstaat er tektoniek. Zodra maatschappelijke aspecten als duurzaamheid, constructieve robuustheid, nieuw materiaalgebruik, economie en veiligheid tijdens de bouw worden toegevoegd, ontstaat een huzarenstukje van de bovenste plank: de ingezette middelen verkrijgen hun optimale werking. Het mag duidelijk zijn dat de constructeur hiermee een volwaardig partner is in het ontwerpproces. Als architect ervaart Uytenhaak dat de kracht van een constructeur zit in het logisch en nuchter denken vanuit een soort helikopterview. Associatieve ontwerpgedachtes in het team worden ontleed en op hun logica getoetst, waardoor men weer met beide benen op de grond terecht komt.
De dialoog met de constructeur is daarin van essentieel belang in het ontwerpproces. Frappant detail is dat een aantal goede bouwmanagers met dit analytisch- en logisch vermogen voorheen constructeur waren!
Op de vraag in hoeverre Uytenhaak wordt beïnvloed door de constructeur is het antwoord snel gegeven. In gesprek met de constructeur geven vragen zoals; ‘Waar is wat maatgevend?’,‘Is dat het buigend moment of juist dwarskracht?’, ‘Waarom is het beter om die kolom daarheen te verplaatsen?’, ‘hoe voer je het uit ?’, argumenten om als architect het ontwerp te optimaliseren. Het ontwerp van het Sydney Opera House is een ultiem voorbeeld. Jørn Utzon en Ove Arup hebben constructie, productie en architectuur zo fijn afgestemd met elkaar, dat beide partijen niet meer weten wie nu uiteindelijk met het idee kwam de schalen op te bouwen uit voorgespannen betonliggers. Dan heb je volgens Uytenhaak wel heel goed samengewerkt!
Ook dichterbij huis zijn er voorbeelden te noemen, zoals zijn ontwerp samen met Rob Nijsse voor het Centrum van Levenswetenschappen in Groningen. In een vroeg stadium is het concept voor draagstructuur en architectuur ontwikkeld. Dit lukt niet alleen, dat doe je samen. Daarin voelt Uytenhaak zich zelden tot nooit belemmerd door een constructeur. In zijn ontwerpen vraagt hij juist om optimaal materiaalgebruik en logica binne n functie en esthetica van een ruimte en past deze zo nodig op elkaar aan. Geef als constructeur dan ook op gepaste wijze tegengas. Is het gezegde niet, ”daar waar wrijving is, ontstaat glans?”. Het inbrengen van een ‘eigen’ bouwsysteem van een aannemer kan een belemmering zijn wanneer dat in een laat stadium aan de orde komt. Het liefste zou je dan het ontwerp opnieuw willen opbouwen met het voorgestelde bouwsysteem. Maar bij het stadskantoor aan de Lelyweg (met bureau Aronsohn en de BAM) hebben we daar juist weer extra kwaliteit weten te maken.
Wat zou u willen dat een constructeur doet/toevoegt in het complete bouwproces?
Uytenhaak stelt zich voor dat iedere constructeur zich op een plek binnen een denkbeeldige piramide bevindt. Aan de top heb je constructeurs die altijd op het puntje van hun stoel zitten binnen het ontwerpproces. Zij nemen niet alleen hun primaire verantwoordelijkheid (zie de belangrijkste ingrediënten van het ‘basisrecept’) maar nemen ook samenhang, maatschappelijke aspecten en de optimalisatie van het ontwerpproces mee in hun werkzaamheden. Daarbij realiseert Rudy zich dat dit wellicht niet door iedere opdrachtgever gewenst wordt, mogelijk omdat hij zich niet realiseert wat er hier geboden kan worden. De meeste constructeurs (in de middenmoot van de piramide) maken een degelijk constructief ontwerp en stemmen dit ook af op installaties en de constructieve veiligheid tijdens de bouw, maar duurzaamheid en esthetica laten ze over aan de architect. Ook de procesmatige optimalisatie van het ontwerpproces wordt daarbij weinig besproken. De onderkant van de piramide wordt gevormd door constructeurs die nog uitsluitend berekeningen maken. Door de jarenlange concurrentieslag op prijs hebben constructeurs zich qua competentie laten terugdringen. Uytenhaak is van mening dat de constructeur te weinig daarvoor opkomt, net als architecten overigens.
Wat mist u bij constructeurs?
“Constructeurs zouden vaker van zich moeten laten horen in de maatschappij.” aldus Rudy. In het algemene culturele klimaat van vandaag, worden managers het meeste gewaardeerd. Het feitelijke bedenken en “ambachtelijk werk” zoals van de constructeur wordt minder erkend. Hij ziet het als onze taak om de maatschappij te wijzen op de toegevoegde waarde daarvan en daarmee “moet je toch echt vaker in de krant verschijnen. Juist ook met de maatschappelijke discussies omtrent duurzaamheid, materiaalgebruik, etc. die nu (weer) actueel zijn. Dan pas zorg je ervoor dat er ook om gevraagd gaat worden en niet alleen bij iconen”.
Uytenhaak schat in dat de constructeur in de jaren vijftig meer respect kreeg dan vandaag de dag. Hij geniet nog steeds als hij naar zijn kantoor rijdt en dan langs een gewoon tankstation uit de jaren vijftig komt. Wat een superslanke en doordachte constructie maakt daar de ruimtelijkheid, tot in de puntjes uitgewerkt en doordacht. De constructief ontwerper is echt in zijn potlood gekropen, hier is niet alleen gerekend, je ziet de spieren in het beton. Natuurlijk let een architect hier meer op dan de gemiddelde burger, maar die aandacht van ’n betrokken constructeur lijkt minder te zijn dan in de jaren vijftig.
Hoe ziet u in de toekomst de samenwerking met een constructeur?
Uytenhaak maakt zich zorgen om de ontwikkelingen door de marktwerking van de laatste jaren. Naar zijn gevoel worden er niet alleen minder verantwoordelijkheden bij de constructeur ondergebracht, maar krappe budgetten leiden ook tot minder ontwerpinzet.
Dat heeft uitholling van het vak ten gevolg. En daarmee blijft de potentie van de constructeur onderbenut. Naast veilige gebouwen, tijdens de bouw, het gebruik en de sloop/renovatie ervan gaat het ook om elegante gebouwen. Ik vraag me wel eens af of het ontwerpteam en daarbinnen de constructeur hun tijd niet effectiever zouden kunnen gebruiken. Er wordt daar ook vaak uitgebreid over gebruikerszaken gesproken waar de constructie nog ver buiten beeld blijft. We kunnen het ontwerpproces daarin optimaliseren. De tijd die dan vrijkomt geeft weer ruimte voor ontwerpaandacht en optimalisaties ten behoeve van een meer integraal en verfijnd ontwerp inclusief zaken als duurzaamheid en innovativiteit zodat een constructeur een treetje hoger komt in die piramide.”
Wat Rudy betreft is er dus werk aan de winkel. Voor een ultieme samenwerking moeten we tegen de stroom in de uitholling van ons vak tegengaan, juist meer toevoegen en vooral ook laten zien waar we goed in zijn.