Binnen enkele minuten weet Rijksbouwmeester Francesco Veenstra de bezoekers van de Dag van de Constructeur 2023 uit het hier-en-nu te trekken. Met rake cijfers en indrukwekkende landkaarten schetst hij de toekomst. De energieopgave. De woningbouwopgave. De stijgende zeespiegel. De impact van onvoorziene omstandigheden zoals de oorlog in Oekraïne. Hoe raken deze maatschappelijke en ruimtelijke thema’s de uitdagingen op gebied van constructieve veiligheid en duurzaamheid? Wat kan de constructeur daar morgen mee?
Fotograaf René van den Burg
Tijdens zijn keynote maakt Veenstra indruk als hij vertelt over de grote veranderingen die ons te wachten staan – en die ook constructeurs op hun pad (gaan) tegenkomen. Aan de hand van vier stellingen ging hij in gesprek met alle constructeurs in de zaal. Hoe zien zij de nieuwe bouwcultuur? Is wat we doen wel het juiste? Wat betekent dit voor de veiligheid en materiaalgebruik?
Sinds 2021 adviseert Francesco Veenstra (1973) de overheid over de architectuur en stedelijke omgeving als Rijksbouwmeester. Hij is sinds 2017 partner bij Vakwerk architecten in Delft. Zijn tijd bij Mecanoo, waar hij van 2007 tot 2017 mede-eigenaar was, kenmerkte zich door maatschappelijke opdrachten zoals de Library of Birmingham, Stadskantoor en stationshal Delft, Kaap Skil op Texel en cultuurcomplex Home in Manchester. Op de Dag van de Constructeur ging hij met alle constructeurs in de zaal in gesprek over de bouw- en inrichtingsopgave van Nederland.
Activistische rol van de constructeur
Veenstra merkt op dat in tijden van hevige maatschappelijke veranderingen ook bijzondere constructies worden gevormd. Zijn we in staat om een nieuwe stijl te ontwikkelen die we net zo kunnen waarderen als het modernisme of het classicisme? Als we de norm voor biobased materialen verlagen, komt er dan meer ruimte voor innovaties van beton en staal? Of moet de norm juist omhoog, zodat de urgentie stijgt?
De eerste stelling is: we moeten meer focussen op de verduurzaming van conventionele bouwmaterialen.
Het publiek is gelijk verdeeld. “Gebruik de beste materiaal op de beste plaats, en werk dan aan een betere milieuprestatie van die materialen”. Er wordt veel geknikt, maar anderen vinden dat we de uitdaging moeten aangaan. “Ik kan me niet voorstellen dat het met al die creativiteit niet zou lukken om tot iets nieuws en beters te komen. Pak die uitdaging en ga iets bedenken. Waarom behouden wat beter kan? Gebruik je creativiteit.”
Kunnen we echt voorkomen?
“We proberen iets te voorkomen waarvan ik me soms afvraag: kunnen we dat echt voorkomen? Als het aankomt op het verkeer maken we duidelijk andere keuzes.” Veenstra vraagt de constructeurs wat echt bijdraagt aan een veiligheidsgevoel of verantwoordelijkheid. Hoe kijken we aan tegen veiligheid? Wat betekenen de veiligheidseisen?
De tweede stelling luidt: moet er een fundamentele herziening komen van het Bouwbesluit, waarbij we flink meer veiligheidsrisico’s toestaan?
De reacties uit de zaal maken het spanningsveld voelbaar. Kunnen we volstaan met minder veiligheidsfactoren als we veel zorgvuldiger bouwen en produceren? “We hebben een stapeling van factoren en veiligheden die we inbouwen, maar het lijkt alsof we de slordigheden die we onszelf permitteren compenseren door maar meer zekerheden in te bouwen in het proces“, merkt iemand op. Of heeft het met gedrag te maken? “Hoe veiliger wij het maken, des te onveiliger ons gedrag wordt.” Een oude rot in het vak benoemt het verschil met twintig jaar geleden. “We willen nu allemaal zonnepanelen op die daken neerleggen en komen tot de conclusie dat die daken niet goed genoeg zijn. Als we naar een sustainable oplossing toe gaan, moet je constructies ontwerpen die flexibel en multifunctioneel zijn – dus die honderden jaren meegaan.”
Een breder perspectief
De veranderingen die we in de geschiedenis maakten, daar wisten we eerst niks van. Toch was de sector in staat om alle partijen mee te nemen in de ingewikkelde processen en een standaard te ontwikkelen. Denk aan hoogbouw. Volgens Veenstra heb je als constructeur een verantwoordelijkheid, en daar horen ingewikkelde vragen bij.
De derde stelling is: constructeurs moeten veel meer beoordelen of iets wenselijk is, en niet alleen of het kan of mag.
We mogen wat meer tegengas geven. “Niet alle opdrachtgevers zijn zich volledig bewust van wat ze vragen of wat ze allemaal meegeven aan regelgeving. Het is onze taak om hun inzicht te geven wat de consequenties zijn van hun keuze.” Er volgt een nuancering. “Je zit altijd met een balans. Je werkt voor een klant. Er is aandacht voor als je meedenkt en een bredere vraag stelt, maar je kunt nooit iets realiseren als de klant de stap niet wil zetten.”
Verantwoordelijkheid nemen
De kennis van de constructeurs en de installatiebranche moet absoluut naar Den Haag, want die kennis mist daar. Het moet onderdeel van het verhaal en het beleid worden. Geregeld is Veenstra te vinden op het Binnenhof, en verzekert dat er daar goed wordt geluisterd.
De laatste stelling luidt: onze beroepsgroep moet de barricade op om een radicale herziening van wet- en regelgeving te eisen.
De zaal is het hierover eens: de milieuscore moet drastisch naar beneden. Maar is het ook onze taak om de regels te maken? Een constructeur spoort aan om zelf verantwoordelijkheid te pakken. “Ik vind wel makkelijk om naar de overheid te kijken. Wachten op regelgeving want dan gaan we het doen? Laten we het gewoon doen en dan komt de regelgeving vanzelf. Dat mag wat meer. Kijk wat meer naar onszelf en neem de eindverantwoordelijk.” Dat brengt wat los in het publiek. Het moet fundamenteel anders. “We moeten nadenken over veiligheid. Over onze woonlasten; dat kan omlaag. Ik ben niet voor, maar ik vind wel dat we met elkaar moeten nadenken over veiligheid.”
Deel deze pagina
Meer weten over dit onderwerp?
Nils Roovers |