De vraag achter de vraag – Arjan Habraken interviewt Marijn Bruurs

“WE MOETEN PRODUCTIEVER WORDEN. NIET 5% OF 10%, MAAR 100%”

Eind oktober 2020 werd Arjan Habraken door VNconstructeurs uitgeroepen tot Constructeur van het Jaar. Tegelijkertijd werd Marijn Bruurs verkozen tot Talent van het Jaar. In zes afleveringen in Cement geven beiden hun visie op het vak. 

Marijn Bruurs werkt sinds 2016 bij Witteveen+Bos. Zijn activiteiten op het gebied van 3D-printen, maar ook zijn bredere betrokkenheid in de sector, waren mede reden voor zijn verkiezing tot Talent van het Jaar in november 2020. Zie kader.

Hoe gaan innovaties, digitalisering en robotisering de bouw veranderen? In dit tweede artikel vraagt Arjan Habraken (SIDstudio, MDLX, TU/e) naar de visie van Marijn Bruurs (Witteveen+Bos).

Je houdt je veel bezig met 3D-printen. Hoe ben je bij deze ontwikkeling betrokken geraakt?

“Tijdens mijn studie was een medestudent, Rob Wolfs, bezig met een afstudeerproject over 3D-betonprinten. Hij had een kleine robotarm ter beschikking voor kleinschalige tests. Op die robot had hij een tuinslang bevestigd met aan het uiteinde een kitspuit met mortel erin. Die kitspuit moest handmatig worden bediend en Rob had handen tekort. Hij vroeg mij of ik hem daarbij wilde helpen. Zo is het begonnen.”

Dat was puur toeval?

“Op dat moment wel. Maar ik geloof dat het anders een jaar later ook wel op mijn pad was gekomen. Maar hoe dan ook heb ik veel aan Rob en Theo (Salet, decaan en hoogleraar Structural Design / Concrete Structures, red.) te danken.”

Wat wordt de rol van 3D-printen in de bouw?

“Er moeten de komende 10 jaar 1 miljoen woningen worden gebouwd. Als je ziet hoeveel vacatures er nu al zijn en bedenkt hoeveel mensen de komende jaren met pensioen gaan, dan gaan we dat nooit redden. Zeker als je het over een periode van 30 jaar ziet, moeten we met de helft van de arbeid hetzelfde volume kunnen draaien. We moeten dus productiever worden. Niet 5% of 10%, maar 100%. En dat lukt niet met de bestaande bouwmethodieken en daarop geijkte ontwerpen, die zijn veel te arbeidsintensief. 3D-printen is een van de manieren om die productiviteit te vergroten, maar niet de enige. Ook prefabricage en robotisering in brede zin moeten daaraan bijdragen.”

Ik las ergens dat je je hebt afgevraagd waarom er geen museum voor de bouwwereld is? Wat bedoel je daar precies mee?

“Digitalisering heeft de wereld de afgelopen 30 jaar enorm veranderd. Dat geldt ook voor de manier waarop we ontwerpen, onder meer dankzij de komst van geavanceerde tools. Maar buiten zie je van die veranderingen nauwelijks iets terug. Als je bouwfoto’s van 100 jaar geleden met nu vergelijkt, zie je in essentie bijna geen verschillen. Terwijl voor de rest uit die tijd zo’n beetje alles in een museum staat. Dus mijn idee is dat het tijd wordt dat oude bouwmethodieken, zoals de kubel, naar een museum kunnen om te laten zien: zo deden ze dat vroeger.”

Geloof jij meer in printen op de bouw of in de fabriek?

“Voor architectonische, gevel- of brugelementen is printen in de fabriek een prima oplossing, maar om echte impact te hebben op de productiviteit, moeten we op grote schaal op de bouwplaats gaan printen. En – geïnspireerd door Behrokh Khoshnevis en Theo – dan moeten we niet een printer opstellen op de bouw, die het beton laten printen en dan weer afbreken. Nee, printen moet één van de taken van een robot zijn. De robot moet daarnaast verdiepingsvloeren neerleggen, isolatie printen. En er komen vast mensen met goede andere ideeën om de robot te laten doen. Het frustreert mij wel eens als ik al die berichten lees over weer een constructie die is geprint. De focus ligt te veel op printen en te weinig op gerobotiseerd bouwen.
We moeten daarnaast ook nadenken over het printen van slimme combinaties. Denk bijvoorbeeld aan een sandwichconstructie van een dunne schil beton met isolatie ertussen. Die isolatie hoeft maar een klein beetje sterkte te hebben, zeg 0,4 N/mm2, om al veel bij te kunnen dragen aan de stabiliteit. Ook kunnen we nadenken over het injecteren van extra bindmiddel op plekken waar dat voor de sterkte nodig is, zodat je een soort betonnen raamwerk krijgt. We zijn niet gewend om op die manier naar constructies te kijken.”

Foto 3. Marijn bij een betonprintrobot op de TU Eindhoven (foto: Beeld Houdbaar – Viorica Cernica)

Waar ligt jouw focus in de ontwikkeling van het 3D-betonprinten?

“Voor mij is nu de grootste prioriteit om duurzamere mengsels te maken. In de mensgels waar we nu mee printen zit twee tot drie keer zoveel cement als in gewoon beton en dan ook nog eens portlandcement. Je moet in het ontwerp dus al minimaal 66% materiaal besparen om dat te compenseren. Voor de benodigde sterkte is zo veel cement niet nodig. We printen nu met beton met een sterkteklasse van C50/60 en hoger. En gaan daar dan een gebouw van één verdieping mee maken, vaak op plekken waar het alleen nodig is geluid en lucht tegen te houden. Voor veel toepassingen is het printbeton dat we nu gebruiken dus een veel te hoogwaardig materiaal.
Het is interessant om te sparren met de materiaalkundigen om gezamenlijk een goede afweging te maken tussen verschillende aspecten als sterkte, krimp, duurzaamheid maar ook procesconsistentie tijdens het printen.”

Het gebrek aan regelgeving wordt ook nog wel eens als belemmering gezien. Komt daar verandering in?

“Er gaat ongetwijfeld regelgeving komen, maar ik zou het jammer vinden als dat iets verglijkbaars wordt als de huidige Eurocode, waarin alles is dichtgetimmerd. Er zit heel veel verschil in printsystemen en in mengsels. Daar gelden allemaal andere eisen voor. Ik denk dat het de leveranciers zijn die moeten aangeven wat er kan en hoe dat op een veilige manier moet. En dat zij ook garanties gaan bieden. Dat is ook nodig om snelle technologische ontwikkelingen mogelijk te maken.”

Wanneer is voor jou de keuze om met robots te produceren een goede keuze?

“Ik wil het omdraaien. We zouden de vraag moeten stellen wanneer de productie met een robot niet mogelijk is. Moeten we het wel willen om mensen zo vroeg hun bed uit te laten komen om onder (soms) slechte omstandigheden een bouwwerk te laten maken? In sommige landen zijn er bouwvakkers die zelfs hun leven ervoor wagen. We moeten naar een situatie toe dat alleen als het echt niet anders kan, je een excuus hebt om het niet met een robot te maken.”

Gaat het ontwerpproces daar ook mee veranderen?

“Zeker. We moeten een voorbeeld nemen aan industrieel ontwerpers. Die denken in het ontwerp al veel meer na over hoe een product gemaakt gaat worden. In de bouw doen we dat te weinig en denken we in projecten in plaats van producten.”

 Dat harde onderscheid tussen ontwerper en bouwer, daar moeten we vanaf

Moeten bouwers eerder worden betrokken in het ontwerpproces of moeten ontwerpers meer worden meegenomen in het bouwproces?

“Dat harde onderscheid tussen ontwerper en bouwer, daar moeten we vanaf. Ik noem een voorbeeld waar we nu mee bezig zijn: de productie van taludtrappen. We hebben een parametrisch model opgezet, gekoppeld aan een website. Via een online interface kan in feite iedereen zelf zo’n trap ontwerpen. Met één druk op de knop gaat er een bestand naar de fabriek. Daarop volgt automatisch een offerte en een 3D-model. Als die akkoord zijn, wordt de trap geprint en geplaatst. Wie is in dit voorbeeld de ontwerper en wie de bouwer? Het is vreemd dat daar nu zo’n duidelijke knip tussen zit.
We moeten dus meer toe naar het ontwikkelen van producten en het project niet als einddoel zien. Het verbaast mij dat er zo vaak redenen worden bedacht waarom een project uniek is, terwijl er ook 101 redenen te bedenken zijn waarom het juist niet uniek is.”

Foto 4. Plaatsen van een 3D-geprinte betonnen taludtrap in Veenendaal

En jouw rol in dit geheel? Je houdt je bezig met parametrische modellen, aansturen van robots, testen van materiaal, maar ook met projecten en het berekenen van constructies.

“Het klopt dat ik met heel veel verschillende dingen bezig ben. Maar uiteraard doe ik dat allemaal niet alleen; ik werk veel samen met collega’s. Zo weet ik wel nog hoe ik een robot aan moet zetten, maar voor de details moet ook ik bij een collega zijn. Mijn kracht is vooral dat ik zo’n nieuwe techniek me snel eigen kan maken, zodat ik een brug kan slaan tussen de specialisten en de mensen die er wat mee willen, zoals opdrachtgevers en architecten. Ik vind het vooral leuk om met inzichten vanuit de praktijk sturing te geven aan dit soort ontwikkelingen, en ze zo breder toepasbaar te maken. Mijn rol zit dus in tussen het doen van projecten en het doen van onderzoek. Aan de ene kant geldt dat als ik twee keer iets vergelijkbaars heb ontworpen, ik een derde keer de uitdaging mis. Aan de andere kant vind ik het ook niets om onderzoek te doen puur om het onderzoek. Zonder het in de praktijk te brengen en de lessen mee te nemen in verdere opschaling.”

 Het verbaast mij dat er zo vaak redenen worden bedacht waarom een project uniek is, terwijl er ook 101 redenen te bedenken zijn waarom het juist niet uniek is

Hier komt jouw bedrijfskundige kant naar boven. Waarom ben je naast Bouwkunde ook Bedrijfskunde gaan studeren?

“Ik heb altijd interesse gehad in bedrijfskunde. Ik weet nog goed dat ik bij een eerste opdracht op de TU een ontwerp moest maken voor een kluizenaarswoning, waarbij ik vooral niet mocht na denken over kosten, planning en maakbaarheid. Ik dacht: in wat voor wereld ben ik nu beland? Al vrij snel kreeg ik door dat ik mijn ei op bedrijfskundig gebied bij Bouwkunde niet kwijt kon en heb ik besloten mij in te schrijven voor een tweede studie.”

Zie jij de taak van de constructeur veranderen?

“Deels. De vragen die op de constructeur afkomen, worden veel meer omvattend. De schaarste in grondstoffen en productiemiddelen en het beslag dat we daarmee op onze planeet leggen wordt steeds belangrijker. Als we ons proactiever opstellen dan dat we nu doen, kunnen we een belangrijke bijdrage leveren aan de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, en ook van productiviteit. Ik zie daar een grote kans. Sterker nog, ik zie eigenlijk geen andere partij die deze handschoen kan oppakken. Maar de constructeur houdt ook een rol in sterkte- en stabiliteitsberekeningen, ook al wordt daarvan een deel geautomatiseerd. Wat ik daarbij belangrijk vind, is dat constructeurs de vraag achter de vraag proberen te achterhalen. Vaak richten we ons op de vraag een som te maken maar dat is niet de vraag waarmee je de grootste impact kunt hebben.”

Als het vak zo breed wordt, dan is dat toch niet meer allemaal te behappen?

“Ik hoop en verwacht dat we meer specialisten gaan krijgen. Je ziet nu al dat je bij heel complexe projecten als allround constructeur niet meer voldoende kennis hebt. En dat gegeven zal alleen maar toenemen.”

Foto 5. Marijn met verschillende mock-ups van 3D-geprint beton op de TU Eindhoven (foto: Beeld Houdbaar – Viorica Cernica)

Dan tot slot naar de aanleiding van ons gesprek, jouw verkiezing tot Talent van het Jaar. Wat wil je studenten en jonge constructeurs adviseren die de ambitie hebben dat ook ooit te worden?

“Wijk van de gebaande paden af. Maak zijstapjes en verken dingen. Er is veel meer dan wat je alleen krijgt voorgeschoteld binnen je opleiding. Door verder te kijken, leer je problemen vanuit verschillende perspectieven te bekijken en ben je beter in staat ze op te lossen. Het kan gaan om de wereld van robotica, vastgoed of voor mijn part psychologie. Ik raad iedere student aan het boek ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’ van Stephen Covey te lezen. In mijn opleiding bedrijfskunde was dat verplicht. Het zet je echt aan het denken.”

 
 
 

Profiel ir. Marijn Bruurs

28 jaar

Werk
2016 – heden  Witteveen+Bos

Opleiding
2010 – 2016    Master Structural Design, TU Eindhoven
2011 – 2015     Bachelor Bedrijfsmanagement MKB, Fontys Hogescholen

Nevenfuncties
2017 – 2020    Voorzitter YouCon
2013 – 2014     Bestuur KOers

Het origineel van dit artikel verscheen op Cementonline op 3 juni 2021 en is overgenomen met toestemming van de uitgever.

Deel deze pagina

Scroll naar boven